Van bouwval tot statig monument

Hoe Matthijs Wanrooij Huis te Breckelenkamp restaureerde

Van bouwval tot statig monument

Hoe Matthijs Wanrooij Huis te Breckelenkamp restaureerde

Het echtpaar Wanrooij kocht de uit de middeleeuwen stammende havezate in 1991. Het was een bouwval die jarenlang als jeugdherberg had gediend, niet meer werd onderhouden maar wel het predicaat Rijksmonument droeg. Matthijs Wanrooij (85) was directeur-eigenaar van een van de eerste grote IT-bedrijven van Nederland - Cosys, later heette het Cens - en na de verkoop van de firma ging hij op zoek naar een nieuwe uitdaging: de aankoop van een monumentaal pand.

Band met Twente

Hij schreef verschillende burgemeesters in het land aan en uiteindelijk gaf Frans Willeme, toentertijd burgervader van Denekamp, de doorslaggevende tip. “Ik wist het meteen: dit gaat het worden!” Wanrooij groeide weliswaar op in Rotterdam, waar hij het grootste deel van zijn leven woonde, maar had altijd een band met Twente: hij is geboren in Markelo, zijn grootvader was er huisarts, de schoolvakanties bracht de jonge Matthijs ook meestal door in Markelo. Na de aankoop van de zwaar verwaarloosde havezate volgde een jarenlange periode van restaureren, want de nieuwe eigenaar wilde het monument zo goed mogelijk in authentieke staat terugbrengen. Met een scherp oog voor detail pakte hij het project op. Grote delen werden met oude materialen vernieuwd, de loskomende beschildering van het plafond van de opkamer uit de zeventiende eeuw werd hersteld en het luiklokje in de klokkentoren was weer te horen. Wanrooij betaalde de ingrijpende operatie uit eigen zak.

Tijdmachine

Het huidige Huis te Breckelenkamp is een tijdmachine. Wie over het bruggetje en de klinkerstraat het pand betreedt, proeft de sfeer van eeuwen terug. Met z’n eikenhouten meubilair, z’n schilderijen, de boeken, de zware tafels, de dekenkist, plafonds en de glas-in-loodramen. Sinds die ramen in 2021 na een ingrijpende restauratie konden worden teruggeplaatst - na een jarenlange zoektocht werden de scherven gevonden in twee kisten in een hoek van een zolder van kasteel Twickel - is het Huis nu écht af. Het grote karwei duurde vier jaar, Matthijs en Gerrie Wanrooij gingen er desondanks al wonen, zo kon hij de werkzaamheden op de voet volgen. Er was ook aandacht voor de isolatie en energiegebruik. Zo kwamen er meteen onzichtbare ’Fentolat’- ramen en vloerverwarming over de hele benedenverdieping met onder meer de grote zaal en de eetzaal en een dikke isolatielaag in de muren. “Want als het één keer koud is, krijg je het niet meer warm. En andersom: na een warme periode blijven zulke muren nog lange tijd warmte afgeven.” Vertrekken die niet worden gebruikt worden niet verwarmd maar vorstvrij gehouden. En de isolatie blijft aandacht vergen. Dat is nooit af, zegt Matthijs Wanrooij. Neem het dak: “Dat is moeilijk te isoleren. Jaarlijks komen daar zo’n tachtig spreeuwen hun nesten bouwen, een hele wolk. Daarom moet het dak om de zoveel jaar worden vernieuwd, maar dat doen we op steeds andere plekken.”

Uitgebreide operatie

Er kunnen zich ook onverwachte en onaangename verrassingen voordoen. Het absolute dieptepunt had eind 2023 plaats, toen de keermuur van Bentheimer zandsteen bezweek. Grote stenen gleden het water van de gracht in, er dreigde acuut gevaar voor het instorten van de zuidelijke muur. Om het wegspoelen van nog veel meer zand tegen te gaan werden als noodmaatregel grote zeilen aangebracht. De enige oplossing: damwandprofielen langs de zuidzijde, diep de grond in. En vervolgens een nieuwe keermuur bouwen met de zandstenen, die op de bodem van de gracht lagen. De operatie werd de maanden daarop uitgevoerd door lokale aannemers, die met zwaar materieel en een drijvend poton uitrukten. Het waterpeil van de gracht werd een halve meter verlaagd, ze trilden damwandprofielen van vier meter de grond in, stortten een brede en diepe betonlaag met dubbele bewapening en visten de honderden kilo’s zware zandstenen weer op met een bouwkraan om de keermuur weer op te metselen. Waarna de bewoners opgelucht konden ademhalen. De kosten werden uit eigen zak betaald. “Daar word je wel eens moedeloos van. Je hebt met zo’n Rijksmonument een wettelijke instandhoudingsplicht, maar daar staat financieel weinig tegenover. Tot 2019 kon je voor een monument de restauratiekosten nog fiscaal aftrekken, maar die regeling bestaat niet meer. Het gevolg daarvan is dat bij veel mensen het enthousiasme verdwijnt om historisch waardevolle panden in stand te houden.”

Honderden belangstellenden

Het Huis is zelf beperkt toegankelijk, gemiddeld komen hier jaarlijks zo’n 1.500 mensen over de vloer. Bijvoorbeeld tijdens concertjes en evenementen. Zo ging ter gelegenheid van Glasrijk Tubbergen begin oktober de Bloesemzaal open, waarbij bezoekers een inleiding kregen over de zeventiende-eeuwse gebrandschilderde ramen. Dit trok honderden belangstellenden. En in de zomermaanden zijn er rondleidingen, in samenwerking met de VVV. Ze zijn altijd uitverkocht. Wie wil trouwen in een sfeervolle ambiance, kan zich ook melden. Huwelijksvoltrekkingen zijn ook mogelijk, dat loopt via Stichting Het Huis te Breckelenkamp. Maar geen feesten. Er werd buiten namelijk eens met confetti gestrooid door een vrolijke meute gasten. “We vonden dat jaren later nog terug...” Voor vergaderingen is de historische vakwerkschuur beschikbaar. Alle inkomsten gaan in het onderhoudspotje. Er is een groot verschil tussen maatschappelijke waardering en maatschappelijke ondersteuning, zegt hij. “Iedereen beseft het belang om een monumentaal pand in stand te houden, maar de regels maken het financieel bijna onmogelijk voor zo’n kostbaar bezit.” Want het onderhoud kost kapitalen maar de fiscale regels drukken zwaar. “Voor particuliere eigenaren is het heel moeilijk. Daar word je wel eens moedeloos van.” Wat adviseert hij mensen die ook met het idee spelen om een monumentaal pand aan te schaffen en op te knappen? “Het allerbelangrijkste: neem de tijd! Geduld betrachten, want je kent een gebouw niet meteen, je moet de tijd nemen om te weten wat je wel en niet moet doen, dat zie je niet direct. Ik had zelf bijvoorbeeld twee ramen in een blinde muur willen laten zetten tijdens de restauratie: wat ben ik blij dat toch niet is gebeurd!” Hij zit in zijn sfeervolle werkkamer aan de grote, massieve eikenhouten tafel, onder meer omringd door boekenkasten met oude leren banden, een koperen verrekijker, een model van een VOC-schip en een antieke wereldbol. Matthijs Wanrooij heeft in de loop der jaren elke vierkante centimeter van zijn Huis te Breckelenkamp leren kennen. “Toch heb ik niet het gevoel dat het zo groot is. Een mens past zich aan, dat gaat ongemerkt. Ik zou ook best kunnen aarden in een kleiner huis...”  

Het begint in 1565

De adellijke familie Moerbecke liet in 1565 een havezate bouwen: de oorsprong van het huidige Huis te Breckelenkamp. In het begin van de zeventiende eeuw kwamen de Bentincks er wonen en ze bleven tot eind achttiende eeuw. Waarna de familie Zegers het Huis kocht, waarbij de havezate zijn huidige vorm kreeg. Na de verkoop begin twintigste eeuw verviel het gebouw tot een ruïne, totdat het in 1936 eigendom werd van de textielfamilie Van Heek die het tijdens de oorlogsjaren liet restaureren. Na de oorlog kreeg het Huis bekendheid als jeugdherberg. Na de sluiting takelde het pand stevig af, totdat de familie Wanrooij in 1991 eigenaar werd.  

Landgoed en tuinen

Niet alleen onderhoud van het Huis, ook het landgoed vraagt veel aandacht. Het is een indrukwekkend terrein, met bomenlanen die in de loop der eeuwen nooit zijn gewijzigd, siertuinen met onder meer een geur-, kruiden en moestuin, de Oranjerie en de grote vakwerkschuur. Ook een boomgaard met hoogstamfruitbomen is onderdeel van het 15,5 hectare grote landgoed. Er is altijd wat te doen, zoals de noodzakelijke vernieuwing van de stroomkabel voor de watertoevoer vanaf de Geele Beek, 800 meter verderop. Er is wel een vrijwilligersgroep voor het onderhoud van het natuurterrein, maar die is te klein voor alle werkzaamheden. Matthijs Wanrooij constateert dat er weinig aandacht is voor kleine landgoederen. “Terwijl dit paradijsjes zijn om eens een wandeling te maken!”